Interview JHP

'Het is een legpuzzel en alle stukjes moeten passen'
 
Hij is meteen herkenbaar. Inhammen en een grijze puntbaard. Hoorbare ademhaling tijdens een mooie, actieve loopstijl met een kleine pas bij lage en duidelijk grotere bij hoge snelheid, en met een opvallend naar binnen kantelen van de linkervoet rond de landing (supinatie). Hij heeft een omvangrijke loopgeschiedenis in Deventer en Noord-Nederland, en nu ook alweer twee jaar Eemsmond Runners. Toch is hij misschien een van onze minst bekende lopers, want hij is meestal zwijgzaam.
Wie is Jan Hendrik Polhuijs? Waarom loopt hij en wat betekent dat voor hem? Het is tijd voor onthullingen. Jan Hendrik en ik hebben in maart 2018 twee lange gesprekken gevoerd. Interessant, grappig, maar zeker ook heftig. Lees hieronder de zorgvuldig afgewogen vrucht van die samenspraak.
 

Onthulling nummer één komt al meteen nadat we van start gaan in de kleine kamer in de grote begin-twintigste-eeuwse boerderij van Jan Hendrik aan de oostelijke rand van Spijk. De zwijgzaamheid tijdens trainingen is een keuze. Tijdens ons gesprek kiest Jan Hendrik anders. Dan vloeien de antwoorden in een doorlopende stroom naar buiten en zijn vragen nauwelijks nodig.
 
'Ik ben 66 jaren geleden geboren in Zeerijp als zoon van een predikant en toen ik een jaar of zes was ben ik verhuisd naar Colmschate in de buurt van Deventer. Mijn vader vond dat ik gymnasium moest gaan doen. Hij vond dat ik dat makkelijk moest kunnen maar ik ben absoluut geen studiehoofd. Ik was altijd buiten, dus dat ging helemaal mis. Het was één grote bende. Ik ben naar de scholengemeenschap gegaan in het kader van de Mammoetwet, toen één van de eerste in Nederland. Van de brugklas ging ik naar de tweede havo maar ik had nog steeds niet geleerd echt te studeren dus dat ging ook weer mis en ik ging terug naar de mavo. Daar heb ik eindexamen gedaan. Daarna weer naar de havo en mo handenarbeid. Een beetje zwabberen, ik heb niks afgemaakt. Ik heb sociale academie gedaan, een paar jaar als groepsleider in de kinderbescherming gewerkt, ik ben beheerder geweest van een creatief centrum, ik heb bij een huisschilder gewerkt. Ja, ik heb van alles en nog wat gedaan.
Ik denk wel dat het mijn vader geen plezier heeft gedaan dat ik niet het gymnasium haalde. Ik had het wel gekund denk ik, maar ik was geen studiehoofd, dat zit er absoluut niet in. En nog niet. Als ik iets moet leren, moet studeren, dan is me dat een gruwel. Ik ben veel liever bezig.'
 
'Toen ik rond de dertig was ben ik mijn eigen bedrijf begonnen, gewoon omdat ik het leuk vond. Ik ben begonnen als houtdraaier en klussenman want ik was handig. Met hout bezig zijn en houtdraaien was mijn grote passie. Als ik op de middelbare school een uur over had, dan zat ik in het handenarbeidlokaal, achter de draaibank. Dat vond ik mooi. Toen er mensen bij mij aan de deur kwamen, in de binnenstad van Deventer, van goh, kun je een pootje voor me draaien, of een knopje of wat ook, dacht ik, daar kan ik wellicht mijn boterham mee verdienen. Zo is eigenlijk dat bedrijf begonnen. Tot m'n pensionering een paar jaar geleden ben ik daar mee bezig geweest. Polhuijs van den Ouweland, het restaureren en stofferen van antieke meubelen.'
 
'Begin jaren tachtig, in 1983,  ben ik Corry tegengekomen. Die werkte in wat toen nog de zwakzinnigenzorg heette. Ik gaf cursussen, timmer- en houtdraaicursussen in mijn werkplaats, en zij was een van de cursisten.'
'Toen ik Corry leerde kennen had ik tienduizend gulden schuld. Overal. Opgezopen en opgevreten. Drie jaar heb ik geleefd als God in Frankrijk, echt de beest uitgehangen en zo ongeveer alles gedaan wat onze lieve heer verboden heeft. Dat was een leuke tijd, maar zoiets moet je niet te lang volhouden want dan gaat het niet goed. Toen ik Corry tegenkwam werd het al een heel stuk minder, daarna kwamen er kinderen en werd het nog weer een heel stuk minder.'
'We hebben het bedrijf samen opgebouwd en uiteindelijk, in 2000, zijn we hier naar toe verhuisd omdat we wat meer de rust en de ruimte wilden en ik eigenlijk ook wel terug wilde naar mijn roots. Ik heb altijd binding gehouden met het Groninger landschap en met het Groninger land. En ik had een vriend, die kwam ook uit Zeerijp, hij woonde aan de ene kant van de kerk, ik aan de andere. Die kende ik vanaf de tijd dat we konden lopen. Hij is helaas eind vorig jaar overleden.'
 
Het raam in de kamer waar we zitten kijkt uit op het gras en de gracht aan de achterkant van de boerderij. Nog opvallender dan dat, zijn de boeken om ons heen. De wanden staan er vol mee en er liggen stapeltjes op de grond. Alles heeft zijn plek. Detectives, literatuur ('daar heb ik een deel van gelezen, lang niet alles'), sport, natuur, vakliteratuur, muziek en een hoekje 'van alles en nog wat, ook dingen die ik nog niet gelezen heb.' Ook boven staan een paar kasten, vertelt Jan Hendrik, en van zijn ouders zijn er vijfendertig verhuisdozen vol gekomen. Jan Hendrik is een lezer.
Verder staat in de kamer een opgeknapt harmonium, ooit gekregen voor de sloop. 'Daar speel ik niet zo veel op. Dat is uit de jaren dertig. Toen had iedereen een harmonium thuis staan en iedereen zong daar de liederen van Johan de Heer op' (Johannes de Heer, Nederlandse evangelist 1866-1961; Wikipedia). Jan Hendrik is muzikant.
'Ik speel piano en saxofoon. Ik ben nu weer begonnen met piano en daarvoor heb ik een jaar of zes, zeven, acht saxofoon gedaan. Tenorsax. Piano speel ik dagelijks. Ik heb les en dan moet je wel oefenen, anders schiet het niet op. Ik had ooit wel het idee om met wat meer mensen wat jazz en blues te gaan spelen maar dat zal wel niet meer lukken. Ik kom ze voorlopig nog niet tegen en daarbij ben ik ook lang niet goed genoeg om dat te kunnen doen, denk ik.'
 
Lezen en muziek dus. Maar Jan Hendrik is ook hardloper. Hoe zit dat? Waarom loopt iemand die ook zoveel andere dingen kan doen?
'Ik denk dat je een aantal dingen moet doen om je geest te prikkelen en jezelf in een goede conditie te houden. Een gezonde geest in een gezond lichaam, dat verhaal. Een van die dingen is lezen, een ander ding is met muziek bezig zijn en hardlopen hoort daar ook bij. Voor mij is het een manier van leven, een leefstijl geworden.'
 
'Van huis uit werd ik niet gestimuleerd om te sporten. Helemaal niet. Toen ik vijfendertig was ben ik gaan schaatsen. Dat vond ik leuk. Het was wel redelijk serieus, ik had schaatstraining, twee, drie keer in de week, op de kunstijsbaan in Deventer' (het IJsselstadion; de huidige kunstijsbaan, De Scheg, werd gebouwd in 1992 en overkapt in 2011; Bert). 'Ik heb het vijf jaar gedaan, maar op een gegeven moment zag ik toch iets teveel ingevroren rooie plassen in het ijs: bloed, van mensen die een schaats in de benen hadden gekregen tijdens een training. Ik dacht ja, een eigen bedrijf, en kinderen, dat moet ik niet meer doen, want als ik een schaats in mijn been krijg en een paar weken uitgeschakeld ben, dan verdien ik niks. Dus toen ben ik maar gestopt en gaan hardlopen. Op mijn veertigste. Ik ben lid geworden van Daventria, de atletiekvereniging in Deventer, en daar ben ik tien jaar gebleven, tot onze verhuizing hierheen in 2000.'
'De trainingen liepen we allemaal op de baan. Duizendjes, tweeduizendjes waren de langste afstanden denk ik. Ik heb daar training gehad van onder andere Henk Mentink en Arno Kormeling. Henk en Gerard Mentink waren bekende jongens in die tijd, Arno Kormeling was een aantal keren Nederlands kampioen op de 800 meter. Heel aardige vent, goeie trainer. Gerard Nijboer liep ook bij Daventria in die periode' (Europees Kampioen Marathon Athene 1982, gestopt 1996; Bert). 'Het was een goeie club, ik heb daar goed leren lopen, denk ik.'
'Voor mij is gezond blijven onder andere bewegen en aangezien ik hardlopen leuk vind, doe ik dat dus. Ik ben nu zesenzestig, ik wil er niet als een zesenzestigjarige uit gaan zien, als een soort uitgezakte hobbezak. Da's één reden om hard te lopen.'
 
'Een andere reden is dat het voor mij een uitlaatklep is, een therapie als je het zo noemen wilt, en dat heeft alles te maken met de zooi die we de afgelopen jaren over ons heen hebben gekregen vanwege een dochter met borderline en in het kielzog daarvan, het afbrokkelen van ons bedrijf. Hardlopen is voor mij een manier om met die shit om te gaan, de boel eruit te raggen, de frustratie, de woede, het verdriet.'
'Het gelazer is begonnen toen die dochter twaalf was en is doorgegaan tot een jaar of vier geleden. Toen hebben we haar uit huis gezet, letterlijk uit huis gezet, en sindsdien hebben we haar ook niet meer gezien.'
'Ze heeft de hele boel bij elkaar gelogen. Alles, alles, ook wat ze bij de politie verteld heeft, over verkrachtingen en dat soort dingen, zelfmoordpogingen die ze gedaan heeft, allemaal gelogen, alleen maar aandacht. Alle psychologen, alle psychiaters, ze zijn er allemaal ingestonken. Alles heeft ze verzonnen, en ook weer niet - ik bedoel, dat weet je niet. En mij heeft ze beschuldigd van dingen..., die zijn te bizar voor woorden.'
'Ik had haar computer laten hacken en daar kwam nogal wat uit tevoorschijn kan ik je vertellen, onder andere dingen die ze zelf van een ander gekregen had, want ze was in die tijd slachtoffer van grooming. Dat heb ik op laten slaan op een schijfje en bewaard. Jaren later kwam ter sprake dat ik dat schijfje had. Ze had toen contact met een vriendje en zij wilden dat schijfje hebben. Maar ik had inmiddels de afspraak gemaakt: dat krijg je niet, niet anders dan dat je dat met je therapeut bespreekt. Als die akkoord gaat dat jij dat schijfje bekijkt, dan ga je het daar bekijken en niet hier thuis. Dat was de afspraak. Nou, wat ik daardoor over me heen kreeg was zo ongeveer de limiet. Toen hebben we gezegd "dit is klaar, eruit, wegwezen".'
 
'Ze heeft echt alles wat ze hier had afgebroken, het gezin en ook het bedrijf, voor een deel. Niet alleen, maar voor een deel. De economische crisis was de andere boosdoener. Als je normaal een bedrijf beëindigt dan zeg je, "Ik stop, op 20 mei doe ik de deur dicht" en je informeert je klanten dat je dan stopt en dan is het klaar, dan houdt het op. Maar dit is afgebrokkeld. Corry heeft een baan moeten nemen omdat we het niet konden bolwerken. Te weinig klanten én die dochter. Eindeloos, duizenden kilometers per jaar gereden van de ene naar de andere crisisopvang. We zijn allebei uitstekende vaklui, en we hebben die hele crisis ook zodanig gehandled dat we elkaar en onszelf recht in de ogen kunnen kijken. Je kan ook als ouders de kantjes eraf lopen, maar dat hebben wij absoluut niet gedaan. Dat weten we van onszelf en dat hebben we ook gehoord van de diverse hulpverleners. We zijn bij elkaar gebleven, da's ook al een hele toer. We hebben steeds wegen gezocht om toch het gezin én het bedrijf overeind te houden.'
'Dat je niet uiteindelijk zegt "20 mei stop ik" zie ik voor een deel als het mislukken van het bedrijf. Je ziet het om je heen verdwijnen. Je vakmanschap, daar wordt geen appèl meer op gedaan, eigenlijk ben je een beetje waardeloos, dat gevoel. Compensatie, laten zien dat ik toch nog wel iets voorstel, is een van de redenen waarom ik hardloop. Als je diep doordenkt wil ik gewoon een statement maken met dat hardlopen. En het hele verhaal van me af raggen, echt letterlijk.'
 
'De manier waarop ik nu met hardlopen bezig ben doet mij goed, niet alleen mijn lijf, maar ook mijn kop. Corry zegt ook, "als jij niet hardloopt word je chagrijnig". Dat is eigenlijk de kern van de zaak. Als ik niet loop ga ik zitten sippen in een hoekie. Ik moet hardlopen, het is net als ademhalen voor mij, dat moet je ook doen, anders ga je dood. Als ik niet hardloop ga ik ook dood, zo voelt het althans. Lopen is voor mij een must, een soort ademhalen.'
 
De vraag is dan natuurlijk hoe Loopgroep Eemsmond Runners in beeld gekomen is.
'In 2000, toen we hierheen zijn gekomen, ben ik gaan lopen bij De Fivelstreek. Dat was niet echt mijn club. Trainingen waarvan ik vond, dat kan ik thuis ook, daarvoor hoef ik niet bij een club te zijn. Als je daar het woord loopscholing noemde dan was iedereen weg, één keer in het halfjaar werd er een keer een skipping uitgevoerd, dat niveau. Toen ben ik een poosje niet aangesloten geweest bij een club, en daarna bij Groningen Atletiek gaan lopen. Dat was goed, daar werden ook goeie trainingen gegeven. We liepen er nauwelijks op de baan. In Delfzijl ook nauwelijks, dat is heel raar maar dat gebeurde bijna niet. Ik ben er anderhalf, twee jaar lid geweest maar ook weer gestopt. Ik had geprobeerd die dochter mee te nemen, maar dat ging mis en ik wilde niet meer langs allerlei plekken komen waar ik daaraan herinnerd werd. Emotioneel redde ik dat niet, dus toen heb ik mij afgemeld. Ik ben toen aardig depressief geweest en heb een poosje niks gedaan. Ik liep wel wat, maar niet echt veel.'
'Daarna ben ik bij Xtensie gegaan van Jan Dijkman' (trainde in de jaren '08-'12 de groep waaruit in '09 Eemsmond Runners ontstond; Bert), 'want Jan kende ik van Fivelstreek. Dat was, vond ik, een goeie trainer. Maar Xtensie hield op te bestaan. Jan stopte ermee en die trainers, dat was een hoop gedonder en geouwehoer met elkaar. Er werd een nieuwe groep opgericht, Drómeas, maar ik had geen zin om daarin mee te lopen want het niveau zakte. Ik ben meegegaan met een trainer die ook training gaf bij Xtensie en waarvan ik dacht, dat gaat goed, maar dat was niet anders dan rondjes in het buitengebied lopen vanaf Appingedam. Het was niet veel beter dan bij Fivelstreek vond ik, en het prikkelde toen toch ook wel weer. Ik liep altijd voorop en ik dacht ja kom, dat ik als oudste hier voorop loop, daar heb ik helemaal geen zin in, ik moet meer prikkel hebben. Toen ben ik bij Eemsmond Runners terecht gekomen. Dat voelt wel goed, daar word ik ook weer geprikkeld. Dan komt weer naar boven wat ik bij Daventria ook had: het is leuk om een prestatie neer te zetten, om te knallen en te kijken of je dat kunt verbeteren.'
'Eerder had ik wel zoiets van ik ben nou zo oud, ik ben de zestig gepasseerd, dan moet ik geen wedstrijden meer gaan lopen, da's onzin, "dat doe je niet meer". Maar, ja, dan komt het toch weer, is het toch weer leuk'
 
'Er zijn ook mensen die lopen omdat dat lekker is, goed voor hun lijf, maar die hebben niet verder een doel. Ik zit anders in mekaar. Ik wil als ik loop het onderste uit de kan hebben en zo goed mogelijk presteren. Mijn doelen zijn op de tien kilometer. Dat vind ik een prettige afstand. De halve marathon vind ik echt een klere-eind lopen, nog steeds, dus een tien en een zestien vind ik wat prettiger en daar heb ik mezelf als doel gesteld om de tijd, in ieder geval die op de tien, te verbeteren. Niet ten opzichte van twintig jaar geleden maar wel ten opzichte van toen ik weer begon met wedstrijdjes lopen.'
 
'Ik kom niet voor de gezelligheid, ik kom om te lopen. "Gezelligheid", ik vind het een afgríjselijk woord, een verschrikkelijk calvinistisch woord, ik gruwel ervan. Ik gebruik het zelf ook nauwelijks omdat ik het zo beladen vind, ik vind het zo spruitjesgeur en zo'n verkeerde lading zit erin... Ik vind het "leuk", dat woord gebruik ik dan wel eens, ik vind het leuk als je goed contact hebt met mensen. Maar het is geen voorwaarde voor mij. Voorwaarde voor mij is dat er fatsoenlijk training gegeven wordt, fatsoenlijk gelopen wordt. En die "gezelligheid", dat leuke, dat is bijzaak voor mij. Het zal voor andere mensen misschien net andersom zijn, die zoeken de gezelligheid. Ik ben niet bang voor mensen, dat is het niet, ik heb er geen behoefte aan. Ik vind mezelf wat dat betreft redelijk asociaal. Ik ben een beetje een einzelgänger. Alleen trainen kan ik ook uistekend.'
'In principe heb ik geen groep nodig om mijn prestaties op te krikken, dat zit in mijn hoofd. Ik wil als 't even kan de beste zijn en als dat niet kan, dan maar twee of drie. Dat had ik in mijn werk ook, ik wou een heel goeie restaurateur zijn en niet eentje die af en toe 'ns wat dingen aan elkaar plakt. Zoiets zit gewoon in je, denk ik.'
 
Jan Hendrik heeft drie keer onderzoek laten doen door sportartsen, en is vorig jaar naar een sportdiëtiste bent geweest. Hoe zit dat? Wat doe je en laat je allemaal om goed te kunnen presteren?
'Ik laat niet zoveel maar ik ben wel bewust bezig met gezondheid, met leefwijze ook, de manier van je dag doorbrengen. Dat is niet alleen maar voor een wedstrijdje even doen alsof je gezond leeft maar helemaal. Voor mij is het een legpuzzel en alle stukjes moeten daar goed in passen, horen te kloppen.'
'Ik heb nooit gerookt, niet anders dan vijf sigaretten toen ik nog niet mocht, om het uit te proberen. Ik vond het smerig en dat komt me dus nu goed uit. Ik ben naar een sportvoedingsdiëtiste geweest om te kijken wat er verbeterd kon worden. Er was niet heel veel aan te passen, een paar kleine dingen. Daar ben je dan mee bezig. Ik moest wat meer eiwit nemen, dat heb ik gedaan. Ik moest wat meer drinken, dat is wat lastiger omdat ik het vergeet om de hele dag door te drinken, maar ik probeer het wel. Op die manier probeer je het advies dat je krijgt ook op te volgen. Ik houd m'n gewicht in de gaten. Ik denk dat het resultaat heeft en ik ben van plan om dat advies nog een keer te vragen, om te kijken wat het resultaat is van een jaar lang op die manier bezig zijn. De week voor de halve marathon in Haren heb ik ook geen uien, geen knoflook genomen. Ik heb een maag die af en toe wat vervelend kan doen, dat heb ik een paar keer gehad, nou, dan houd je daar rekening mee. Kleine moeite, groot gemak. Normaal gesproken drink ik 's avonds een glaasje wijn en in het weekend wat meer dan door de week maar als ik dan zo'n week voor de wedstrijd heb, dan niet, klaar. Het zal misschien helemaal niks uitmaken als ik het wel doe, maar voor m'n gevoel... Het zijn allemaal stapjes, in ieder geval in je hoofd.'
'Dat is één aspect. Het andere is dat je je trainingen consequent volgt, dat je datgene wat op je programma staat zo goed mogelijk uitvoert. Ook als je voor jezelf loopt. Dat vind ik altijd zo'n rare term, want ik loop altijd voor mezelf, ik loop nooit voor een trainer, of ik nou in de groep loop of hier in de buurt. Gewoon uitvoeren wat er op het programma staat, niet rücksichtslos maar met verstand. Als een trainer tegen mij zegt, joh, je moet gaan trainen op drie keer 3:15 de kilometer, ja, doei, kom dan maar meelopen, ga 't maar voordoen. Maar als 't reëel is, dan probeer ik het uit te voeren. Daar hoort ook zo'n loopband-test bij. Dat je weet, ik zit goed, of ik moet daar nog wat in bijsturen, of ik moet harder trainen of ik moet langzamer trainen of gerichter trainen op dat-of-dat onderdeel. Dat zijn voor mij allemaal dingen die erbij horen. Ik ben nu bij een fysiotherapeut voor wat krachtoefeningen. Dat is naar mijn idee ook een aspect dat er bij hoort om goed te kunnen lopen. Zes tot acht keer ben ik daar bezig, dan is de bedoeling dat ik het thuis verder ga doen. Het zijn allemaal kleine stukjes die uiteindelijk leiden tot...'
 
Toch zal het ooit een keer niet meer béter gaan, maar worden je prestaties slechter. Of gaat het helemaal niet meer. Wat dan?
'Dat zou ik niet leuk vinden, maar ik ben er wel mee bezig. Per slot van rekening kan dat over twee, drie jaar al zo zijn. Dat kan. Als het niet meer wil, als ik me niet meer kan verbeteren, ja, dat is dan zo. Dan zal ik het lopen als lopen onderhouden. Dan loop ik geen wedstrijden meer, dan loop ik m'n rondjes omdat het lekker is, omdat het gezond is, om te bewegen. Wanneer dat is, dat weet ik niet.'
'Maar ik wil niet, dat heb ik me wel voorgenomen, ik wil niet een karikatuur van mezelf worden, dat lijkt me zo vreselijk. Je ziet wel eens mensen lopen, dat ziet er niet meer uit, dat heeft niks meer met de techniek van het lopen te maken, je kan dan wandelend bij wijze van spreken nog sneller dan dat je het hardlopend doet. Als ik vijfentachtig ben, of ik ben tachtig, en het ziet er nog enigszins uit, het heeft nog wat te maken met lopen, dan kan het best zijn dat ik dan nog loop, nog hardloop, maar zo gauw dat een soort strompelen wordt en een soort sjoggen, dan moet ik er mee ophouden, dan moet ik wat anders gaan doen. Misschien dat ik dan ga wandelen - wat ik me nu nog niet kan voorstellen, ik loop liever tien kilometer hard dan vijf kilometer te wandelen, maar stel dat het niet meer zou kunnen. Of ik ga fietsen. Ik weet van iemand hier uit het dorp, die is een eindje in de negentig, die fietst elke dag. Dat is dan een goeie vervanger denk ik. De omgeving is mooi genoeg en gevarieerd genoeg om ook op de fiets nog een en ander te ontdekken. Dat, dat zou het voorland kunnen zijn.'
 
Bert Holsteijn

afbeelding van Bert